Enkele ouders van dove leerlingen spanden in 2009 een rechtzaak aan tegen de Vlaamse Gemeenschap en enkele Vlaamse scholen omdat er onvoldoende tolkuren Vlaamse Gebarentaal ter beschikking werden gesteld tijdens de lesuren. De ouders werden in hun aanklacht gesteund door de Federatie van Vlaamse Dovenorganisaties (Fevlado), een meldpunt waarmee het Centrum een samenwerkingsakkoord heeft. Het Hof oordeelt opnieuw dat er sprake is van discriminatie ten aanzien van dove leerlingen en dit op grond van het Vlaamse Gelijke kansen- en gelijke behandelingsdecreet.

De rechter is van mening dat een principieel volledige ondersteuning met gebarentaaltolken een redelijke aanpassing inhoudt voor de dove leerling. De Vlaamse Gemeenschap wordt bijgevolg bevolen om binnen een termijn van 5 maanden een minimum van 70% ondersteuning te voorzien. Daarenboven meent de rechter dat de specifieke situatie van ieder dove leerling in rekening moet worden genomen bij de toekenning van het aantal tolkuren en dat de leerling in kwestie hierover moet worden gehoord. Momenteel gebeurt deze toekenning zonder onderscheid naargelang de individuele eigenschappen van de leerling.

Het Centrum hoopt dat deze baanbrekende uitspraak als precedent zal dienen om de rechten van leerlingen met een handicap op inclusief onderwijs in de toekomst te helpen waarborgen. In ieder geval zal het Centrum in zijn nieuwe functie van opvolgingsorgaan voor het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap de overheid stimuleren om inclusief onderwijs verder te bevorderen.