Zoek Beslissing
Correctionele rechtbank Brussel (Franstalige), 30 juni 1997
Vormt een misdrijf tegen de artikels 1 en 2 van de wet, de weigering om zich door een arts van Afrikaanse herkomst te laten verzorgen wanneer men in de spoedopname wordt opgenomen. De beklaagde riep in aanwezigheid van getuigen “Nee, die vuile “bougnoul” zal me niet aanraken”.
Hof van beroep Luik, 26 maart 1997
Bepaalde leden van de politieke groepering “Parti des Forces Nouvelles” worden vervolgd op grond van artikelen 1 en 3 van de wet van 30 juli 1981. Er werden klachten neergelegd door 76 natuurlijke personen, Belgen zowel als vreemdelingen, waaronder enkele politici, en door twee vzw's. Het programma van deze partij voor de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1988 bevatte een aantal discriminatoire principes ten aanzien van niet-Europese vreemdelingen, zoals “de afschaffing van uitkeringen en andere sociale voordelen voor niet-Europese vreemdelingen, het niet verlengen van arbeidsvergunningen voor niet-Europese vreemdelingen,...het verzet tegen elke gedachte van toekenning van stemrecht aan vreemdelingen”.
Correctionele rechtbank Brussel (Franstalige), 15 juli 1996
De fascistische groet bij de eedaflegging tijdens de installatie van een gemeenteraad is sterk symbolisch en betekenisvol en roept onmiskenbaar de fascistische en nazistische ideologie op die, op grond van voornamelijk racistische overwegingen, leidde tot volkerenmoord die Europa tijdens de jaren 1930 en 1940 heeft gekend. Er mag dan, zoals de beklaagde aanvoert, geen enkele wettelijke bepaling zijn die de wijze van eedaflegging reglementeert, maar het komt toch duidelijk voor dat de expliciete en opzettelijke verwijzing naar de fascistische ideologie die de suprematie van het ene ras op het andere voorstond en die de uitroeiing van de vermelde rassen inhield, op zich een aanzet inhoudt tot haat, discriminatie, geweld of segregatie die strafbaar zijn gesteld bij wet van 30 juli 1981 die bij wet van 12 april 1994 werd gewijzigd en verruimd.
Grondwettelijk Hof, 12 juli 1996
Een notoir revisionist vordert vernietiging van de revisionismewet. Het Hof gaat minutieus na of de beperking van het recht op vrije meningsuiting discriminerend is en of de gevolgen van de wet wel evenredig zijn met de nagestreefde doelstellingen. Het beroep wordt verworpen.
Hof van beroep Luik, 26 juni 1996
Het hof van beroep van Luik besvestigt op 26 juni 1996 het vonnis van de correctionele rechtbank van Neufchâteau. Deze had op 19 december 1995, de vervolgingen op grond van de wet van 30 juli 1981 jegens een persoon die een jonge vreemdeling op een speelplaats van een school te Bertrix verbaal en fysiek heeft belaagd, ongegrond verklaard. De belager werd veroordeeld voor slagen en verwondingen, maar wat betreft het aanzetten tot haat, waarvoor zowel het parket als het CGKR vervolging hadden ingesteld, meende de rechtbank dat de intentie tot het openbaar aanzetten tot haat en racisme niet bewezen was.
Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde, 28 maart 1996
Toebrengen van slagen en verwondingen aan een allochtoon met een ring met zes metalen pinnen. De rechter is van oordeel dat een principiële straf afdoende is. De beide in de schermutseling betrokken personen treft immers schuld. Bovendien is er sprake van een zekere uitlokking.
Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 14 maart 1996
Het in het openbaar verklaren dat “ze alle migranten op een boot moeten zetten of een bom onder hun bed plaatsen” vormt een inbreuk op artikel 1 van de antiracismewet.
Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Oudenaarde, 23 oktober 1995
Stelt zich schuldig aan een misdrijf voorzien in artikel 1 van de wet de persoon die in het openbaar een vrouw van Marokkaanse herkomst onder meer omwille van haar herkomst beledigt, alsook de Marokkaanse gemeenschap in haar geheel.
Correctionele rechtbank Brussel (Nederlandstalige), 6 september 1994
De Nederlandstalige Liga voor mensenrechten had twee leidinggevende leden van het Vlaams Blok op grond van artikel 3 voor de rechtbank gedaagd. Teneinde de racistische aard van de groepering te bewijzen, legt de aanklager het 70-puntenprogramma van de partij voor.
Hof van assisen van de provincie Henegouwen, 28 juni 1994
De kamer van inbeschuldigingstelling van Bergen, 4 januari 1994 was van mening dat “indien de PFN zoals elke andere partij het recht heeft om bepaalde meningen in het openbaar te verdedigen en om bepaalde oplossingen aan te prijzen voor de immigratieproblemen, de wet (…) haar verbiedt om dit te doen op basis van een radicale rassendiscriminatie die hoofdzakelijk gestoeld is op het verschil in cultuur en beschaving van de vreemdelingen, en door middel van het aanwenden van beledigende uitspraken of attitudes. Dergelijk gedrag is onvermijdelijk van aard om in het publiek gevoelens van misprijzen, van algemene en onvoorwaardelijke afwijzing, zelfs van haat ten aanzien van vreemdelingen op te wekken”.
Volg ons op onze sociale media