Grondwettelijk Hof, 14 januari 2021
Goedkeuring van de nieuwe Negationismewet door het Grondwettelijk Hof.
De feiten
Om conform te zijn met het Europees recht heeft de wetgever in 2019 artikel 20 van de Antiracismewet van 30 juli 1981 gewijzigd om - onder bepaalde voorwaarden - het ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van feiten overeenstemmend met een misdaad van genocide, een misdaad tegen de mensheid of een oorlogsmisdaad te bestraffen.
Krachtens het Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2008 heeft de wetgever ervoor gekozen de toepassing van deze bepaling te beperken tot misdaden die als dusdanig zijn vastgesteld door een eindbeslissing van een internationaal gerecht. De Armeense genocide - hoewel erkend in België in 2015 - valt hier dus niet onder bij gebrek aan een eindbeslissing van een internationaal gerecht.
Leden van het Comité van Armeniërs in België hebben tegen deze bepaling een beroep tot nietigverklaring ingediend bij het Grondwettelijk Hof omdat ze dit discriminerend vinden.
Ook Unia was betrokken partij in deze zaak.
Juridische kwalificatie
De partijen riepen een schending in van de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet (non-discriminatie en recht op eerbiediging van het privéleven), en van de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, doordat de bestreden bepaling alleen van toepassing is op misdrijven die als dusdanig vastgesteld zijn door een eindbeslissing van een internationaal gerechtshof.
Beslissing
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat het beroep ongegrond was. Het Hof is van mening dat de keuze van de wetgever om de strafbaarstelling te beperken op basis van het criterium dat de beoogde misdaden « als dusdanig [zijn] vastgesteld door een eindbeslissing van een internationaal gerecht », « niet zonder redelijke verantwoording» is.
Ter ondersteuning van deze redenering baseert het Hof zich op het feit dat de bestreden bepaling een restrictieve interpretatie vereist, aangezien zij de vrijheid van meningsuiting schendt en een strafwet is. Bovendien was dit een mogelijkheid die werd aangeboden door het Europees recht.
Aandachtspunten
Omdat de Armeense genocide nooit door een internationaal gerecht werd erkend (en gezien de anciënniteit van de feiten ook nooit zal worden erkend), wordt ze daarom expliciet uitgesloten van de reikwijdte van de Antiracismewet van 30 juli 1981. Rekening houdend met de nog steeds aanwezige moeilijkheden voor een deel van de Turkse gemeenschap om de Armeense genocide effectief als een genocide te erkennen, is dit niet zonder gevolg.
Dit arrest is ook bijzonder belangrijk voor de bevoegdheden van Unia. Hoewel het belang van Unia als betrokken partij werd betwist, stond het Hof de tussenkomst van Unia toe op grond van het feit dat «de bestreden bepaling bijgevolg de opdracht van Unia en het collectief belang dat zij verdedigt kan raken».
Afgekort: GWHof., 14-01-2021
Vergelijkbare rechtspraak Grondwettelijk Hof, 14 januari 2021
Hof van assisen van de provincie Luik, 6 juni 2024
Het hof van assisen veroordeelt een homoseksuele man voor moord op een andere homoseksuele man. Het feit dat de dader zelf homoseksueel is verhindert niet dat hij handelde vanuit een homofoob haatmotief.
Correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, 18 juni 2024
Twee voetbalsupporters werden ervan beschuldigd antisemitische liederen te hebben gezongen tijdens een voetbalwedstrijd. Ze werden vrijgesproken omdat de foto’s in het dossier niet duidelijk waren en niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de twee voetbalsupporters de feiten hadden gepleegd.
Correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, 19 oktober 2011
Een vrouw gedraagt zich vreemd in een winkel. Wanneer ze aan de kassa komt vraagt de gerant haar om de inhoud van haar tas te tonen. Nog voor de politie ter plaatse komt, wordt de gerant geslagen, uitgemaakt voor onder meer hond en racist. Wanneer de politie toekomt is er opnieuw een schermutseling en de politie-agenten worden eveneens geslagen. De daders worden veroordeeld voor slagen en verwondingen met het haatmotief als verzwarende omstandigheid.