Ondernemingsrechtbank Brussel (Nederlandstalige), 8 juli 2005
Eerste verzoekster is slechtziende en wordt steeds begeleid door haar assistentiehond. Op 6 oktober 2003 wilde zij samen met vier vrienden en geassisteerd door haar hond een hapje eten in een restaurant, filiaal van een grote keten. Het personeel weigerde echter het gezelschap te bedienen omdat honden niet toegelaten zijn in het restaurant.
Het Centrum stelde samen met eerste verzoekster een vordering tot staking in tegen het restaurant en zijn manager omwille van indirecte discriminatie op basis van handicap. De voorzitter van de Rechtbank van Koophandel verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de vordering tegen de manager. De vordering tegen het restaurant beoordeelde de Voorzitter als ongegrond omdat niet zou zijn aangetoond dat de toegang of bediening geweigerd was. De voorzitter besloot dat er geen aanleiding was om de bewijslast te verdelen omdat hij van mening is dat de verklaringen die door verzoekers werden neergelegd (van de vier vrienden, red.) niet als “feiten” kunnen worden beschouwd waaruit een vermoeden van discriminatie voortvloeit. Hoewel het Centrum het niet eens is met deze interpretatie van de voorzitter en het ervan overtuigd blijft dat er in dat ene filiaal een probleem bestond, besloot het om toch niet in beroep te gaan tegen het vonnis. De toenmalig manager blijkt intussen niet meer werkzaam te zijn voor de keten en bovendien blijkt het bedrijf over een vrij goed toegankelijkheidsbeleid te beschikken.
Vergelijkbare rechtspraak Ondernemingsrechtbank Brussel (Nederlandstalige), 8 juli 2005
Raad van State, 6 maart 2024
De Raad van State schorst de beslissing van een gemeente om een man ambtshalve te schrappen uit het bevolkingsregister. De man verbleef in een mobiele woning en had een referentieadres in de gemeente.
Grondwettelijk Hof, 21 maart 2024
Door de wet van 30 oktober 2022 werd een premie voor elektriciteit en gas toegekend aan huishoudelijke afnemers. De wet was niet van toepassing op personen die in assistentiewoningen en woonzorgcentra verbleven. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat het niet toekennen van deze premies aan personen die in woonzorgcentra en assistentiewoningen verbleven geen discriminatie vormt.